18 feb AI maakt software ontwikkelaars niet overbodig, maar onze onderwijsmethoden misschien wel
Door Roos Peters
Een paar weken geleden sprak ik met mijn oude universiteitsvrienden af. We studeerden samen Sociologie in Groningen, maar tegenwoordig zijn onze carrières totaal verschillend — de één werkt in de sport, een ander in de gezondheidszorg, en weer een ander in het bedrijfsleven en dan is er ook nog één die zich inzet voor de rechten van arbeidsmigranten. We zijn allemaal sociologen, maar eigenlijk ook weer niet.

Niemand vraagt mij ooit of Sociologie nog wel relevant is. Ja, sommigen rollen met hun ogen en noemen het zweverig, maar ze trekken de plaats ervan in het onderwijs niet in twijfel. Bij Codam, waar ik werk in het technologieonderwijs, hoor ik bijna dagelijks een opmerkelijke vraag: nu AI zich zo snel ontwikkelt, is het dan nog wel nodig om software engineering te onderwijzen?
Het antwoord is ja. Absoluut, maar niet op de manier zoals we dat gewend waren.
Voordat ik inga op de hoe-vraag; hoe moet je het programmeeronderwijs inrichten, zou ik willen vaststellen dat de vraag an sich niet klopt.
Nu kunstmatige intelligentie zich zo snel ontwikkelt, is het dan nog wel nodig om software engineering te onderwijzen? Het antwoord is ja. Absoluut, maar niet op de manier zoals we dat gewend waren.
Ten eerste, en dit zou vanzelfsprekend moeten zijn: als onderwijs goed wordt gegeven, gaat het nooit alleen om het verwerven van een technische vaardigheid. Een arts leert niet alleen opereren — ze leert om arts te worden. Een psychologiestudent hoeft geen therapeut te worden, maar wordt opgeleid om de menselijke geest te begrijpen. Bij Codam zeggen we altijd: leren programmeren is slechts een excuus om te leren hoe je moet leren. Onderwijs gaat niet over het beheersen van één vaardigheid; het gaat erom mensen voor te bereiden hoe zij kunnen bijdragen aan de samenleving — op economisch vlak maar ook als betrokken, reflecterende individuen.
Ten tweede, laten we eerlijk zijn: de meeste mensen in Nederland hebben onvoldoende begrip voor informatica of AI. Door de relevantie van programmeeronderwijs in twijfel te trekken, creëren ze tegelijk een excuus om zich er niet mee bezig hoeven te houden. Het is zoals toen smartphones papieren kaarten vervingen — sommige mensen verzetten zich eerst, maar uiteindelijk werd navigeren zonder smartphone ondenkbaar. Hetzelfde gebeurt nu met AI en automatisering.
Of misschien is dit gewoon de Nederlandse manier: Doe maar gewoon normaal, dat is goed genoeg.
De waarheid is dat wat we vandaag niet goed genoeg bezig zijn. Amerika, China en de rest van de wereld racen vooruit en omarmen technologie op volle snelheid. Als het ons niet interesseert, prima — maar onze kinderen zullen hier wel mee te maken krijgen. Of we het nu leuk vinden of niet, technologie verdwijnt niet op de achtergrond. Wegkijken of negeren voorkomt niet dat technologie onze leven vormt en domineert.
Laten we daarom software engineering onderwijs — en onderwijs in het algemeen — serieuzer nemen. Het zou niet moeten gaan om de nieuwste programmeertaal of het nieuwste Large Language Model. Het zou moeten gaan om jonge mensen toe te rusten met de juiste vaardigheden zodat zij kunnen navigeren in een wereld waarin routinetaken geautomatiseerd zijn en waar menselijk contact, creativiteit en probleemoplossend vermogen belangrijker zijn dan ooit.
Hopelijk gaan er niet teveel jaren voorbij voordat ik en mijn vrienden en elkaar weer ontmoeten en we digitale geletterdheid net zo vanzelfsprekend vinden als lezen en schrijven. Niet omdat iedereen software engineer is geworden, maar omdat we eindelijk mensen oprecht gaan voorbereiden op de wereld waarin ze daadwerkelijk leven in plaats van hen onderwijs te bieden als een checklist van vaardigheden.